-
1 compensatie van de straal van het gereedschap
• tool radius offsetNederlands-Engels Technisch Woordenboek > compensatie van de straal van het gereedschap
-
2 analyse van het te gebruiken gereedschap
• tooling analysisNederlands-Engels Technisch Woordenboek > analyse van het te gebruiken gereedschap
-
3 heft
♦voorbeelden:1 het heft uit handen geven • hand over control/the reinshet heft in handen nemen/hebben/houden • take/be in/remain in control/power/command -
4 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
5 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc. -
6 het
het11 [onzijdig naamwoord] 〈 aanwijzend voornaamwoord〉 ce, c' 〈 als onderwerp〉; ça, cela 〈 als onderwerp, ter versterking〉; 〈 persoonlijk voornaamwoord〉 le, la 〈 als lijdend voorwerp〉; lui 〈 als meewerkend voorwerp〉; en, y♦voorbeelden:1 wat is het toch, dat geluid? • mais qu'est-ce que c'est que ce bruit?de bakker nam deeg en kneedde het • le boulanger prit de la pâte et la malaxahet kind heeft honger, geef het een boterham • cet enfant a faim, donne-lui une tartinehet was een oude man • c'était un vieil hommehet waren moeilijke dagen • ce furent des journées pénibleshet scheelde weinig • il s'en est fallu de peuhet kan me niet schelen • je m'en ficheII 〈 onbepaald voornaamwoord〉1 [loos onderwerp] 〈 persoonlijk voornaamwoord〉 il 〈 als onderwerp van een onpersoonlijk werkwoord〉 ⇒ 〈 aanwijzend voornaamwoord〉ça2 [geslachtsgemeenschap] ça♦voorbeelden:1 hoe gaat het? • comment ça va?het regent • il pleuthet zij zo • soit!〈 met nadruk〉 dat is je van het! • c'est le fin du fin!————————het21 〈 bepaald lidwoord〉 le 〈m.〉; l' 〈m.+ v.; vóór klinker of stomme h〉; la 〈v.〉; 〈 voorafgegaan door een voorzetsel, dat in 't Frans met ‘à’ of ‘de’ moet worden vertaald〉 au 〈à + le〉; des 〈de + les〉♦voorbeelden:het huis, het brood, het uur • la maison, le pain, l'heureop het kasteel • au châteauzij was er het eerst • elle était la première arrivéewie van hen is het gelukkigst? • lequel d'entre eux est le plus heureux? laquelle d'entre elles est la plus heureuse?1 [het beste in zijn soort] le, la, l' … par excellence2 [het juiste]le, la, l' … qu'il me (te, lui etc.) faut3 [het belangrijkste]le, la, l' … majeur(e)♦voorbeelden:dat is hét succes van het jaar • c'est le (grand) succès de l'année¶ hét idee! • quelle idée! -
7 stuk
stuk1〈 het〉1 [deel] piece ⇒ part, fragment, 〈 land〉 lot, length 〈 stof, plank, koord〉 〈ook → link=stukje stukje〉2 [(grote) hoeveelheid] lot7 [document] document, paper10 [muziekstuk] piece (of music)13 [gestalte] stature, build♦voorbeelden:1 stukken en brokken • bits and pieces, odds and endsiets in stukken snijden • cut something up (into pieces)een stuk met iemand meelopen • accompany someone part of the way〈 figuurlijk〉 werken dat de stukken er af vliegen • work with a vengeance/at full tiltiets aan stukken slaan/gooien • knock/smash something to piecesiets in stukken scheuren • tear something to pieceshet perceel werd in drie stukken verdeeld • the parcel was divided into three lotseen stuk uit een boek voorlezen • read a passage/section from a book〈 figuurlijk〉 een man uit één stuk • a man of character/of honour, salt of the earthuit één stuk vervaardigd • made in/of one pieceeen goed stuk werk • a fine piece of workeen stuk beter • much/a lot betterstukken beter • quite a lot/far bettermijn klas is een heel stuk voor • my class is well aheadzij is een stuk afgeslankt • she has lost quite a bit of weightdat zou ons een stuk verder brengen • that would help us a lotiets/iemand met stukken slaan • defeat someone/something by a large marginop geen stukken na • not by a long way/shot/ 〈 Brits-Engels ook〉chalk, not nearly3 een stuk gereedschap • a piece of equipment, a tooleen stuk speelgoed • a toyeen groot stuk zeep • a large cake/tablet of soapsigaren van twee gulden per stuk • cigars of two guilders each/apiece/a pieceper stuk verkopen • sell by the piece/singlystuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • the parts were replaced one by onehet zijn stuk voor stuk deugnieten • they're rascals, every one of themtwintig stuks vee • twenty head of cattlevier stuks bagage • four pieces of luggageeen stuk of tien appels • about ten/ten or so apples4 aangetekend stuk • registered mail/letter/item5 een lekker stuk • a nice bit of skirt/stuff/crumpetiets met de stukken kunnen bewijzen • have documents to prove something11 een stuk in een broek zetten • patch a pair of trousers/ Apantshij had stukken op zijn ellebogen • he had elbow patches〈 informeel〉 een raar stuk vreten • a rum customer, a right one13 klein van stuk • small, of small stature, shortstukken aan toonder • bearer securities¶ op zijn stuk blijven staan • hold one's ground, stick to one's gunsvan zijn stuk raken • lose one's head, be put off one's balanceiemand van zijn stuk brengen • unsettle/unnerve/disconcert someoneeen stuk in de kraag hebben • be tight/plasteredop het stuk van … • as far as … is concerned————————stuk21 [aan stukken] apart, to pieces3 [onder de indruk, ingenomen met] impressed (by)♦voorbeelden:het kopje viel stuk • the cup fell to pieces/fell and brokeiets stuk maken • break/ruin something -
8 uitrusten
1 [rusten tot men niet moe meer is] se reposer♦voorbeelden:uitrusten van de vermoeienissen van de reis • se remettre des fatigues du voyageII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [van het nodige voorzien] équiper (de); 〈m.b.t. gereedschap, materiaal〉 outiller; 〈m.b.t. schip〉 armer♦voorbeelden:zich uitrusten met • s'équiper de -
9 tang
1 [gereedschap] 〈 algemeen〉 pince(s) 〈v.(, meervoud)〉 ⇒ 〈 groot〉 tenaille(s) 〈v.(, meervoud)〉 ⇒ 〈 verloskunde〉 forceps 〈m.〉2 [schaar van een dier] pince♦voorbeelden:iets met een tang pakken • saisir qc. avec des pincesdat slaat als een tang op een varken • cela ne rime à rien -
10 gebrekkig
2 [m.b.t. zaken] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 défectueux 〈v.: défectueuse〉; 〈 bijwoord〉 défectueusement⇒ imparfaitement♦voorbeelden:gebrekkig gereedschap • outils défectueuxeen gebrekkige kennis van het Engels • des connaissances médiocres de l'anglaiseen gebrekkige uitspraak • une prononciation défectueusehij spreekt gebrekkig Frans • il ne parle pas très bien le françaiszich gebrekkig uitdrukken • s'exprimer mal -
11 uitrusting
♦voorbeelden: -
12 sleutel
См. также в других словарях:
Delft — Gemeinde Delft Flagge Wappen Provinz … Deutsch Wikipedia
Копланд, Рутгер — Рутгер Копланд нидерл. Rutger Kopland Имя при рождении: Рутгер П. Хендрик ван ден Хоофдаккер Дата рождения: 4 августа 1934(1934 08 04) … Википедия
Копланд — Копланд, Рутгер Скульптурная поэма Рутгера Копланда Рутгер Копланд, собственное имя – Rutger P. Hendrik van den Hoofdakker (нидерл. Rutger Kopland, 4 августа 1934, Гоор) – нидерландский поэт … Википедия